Het verkopen van samenvattingen: slimme business of plagiaat?

Door: Anne Weersink1

Iedere student wordt ermee geconfronteerd, of het nu in Facebookgroepen, boekwinkels, of in de bestuurskamer van de studievereniging is; de samenvatting is overal. Het kopen en verkopen van uittreksels voor een klein prijsje behoort tot de orde van de dag op universiteiten en hoge scholen, maar de vraag is of dit legaal is. Verschillende universiteiten in België hebben de verkoop van samenvattingen al verboden2

Voor de gemiddelde Nederlandse student is de samenvatting niet meer weg te denken uit de tentamenvoorbereidingen. Hoewel ze altijd al een grote rol in het leerproces hebben gespeeld, is het afgelopen decennium duidelijk geworden dat er ook een aanzienlijke markt voor is. Startups zoals ‘Stuvia’ en ‘Slimstuderen’ hebben er een platform omheen gebouwd. Studenten kunnen eigen samenvattingen verkopen en de samenvattingen van anderen lezen. Met al meer dan 250,000 samenvattingen beschikbaar op slechts één van de vele platformen blijkt dit fenomeen een ware hit onder de studenten.3 Populaire studies zoals de bachelor Rechtsgeleerdheid in Amsterdam vormen een groot onderdeel van deze markt. Maar deze startups zijn lang niet overal even populair, nu sommige universiteiten het verkopen van samenvattingen op websites zelfs hebben verboden. Reden hiervoor is dat auteursrechten zouden worden geschonden en het onethisch zou zijn om de samenvattingen te verkopen. Maar schenden de samenvattingen wel de Auteurswet? In dit artikel zal nader worden gekeken naar de Auteurswet (Aw) in relatie tot de samenvattingen.

De wettelijke grondslag

In het Nederlandse wettelijk systeem is het zo dat ieder origineel werk automatisch auteursrecht heeft. Hiervoor is geen registratie vereist. Dit heeft enkel betrekking op samenvattingen waarbij het genereren van winst het doel is. Een student die een ander helpt door zijn of haar samenvatting te verstrekken zonder hiervoor een vergoeding te krijgen, wordt hier niet besproken. Om te beslissen of sprake is van een inbreuk dient allereerst naar art. 1 Aw gekeken te worden. Daarin heeft de wetgever expliciet gesteld dat het auteursrecht een uitsluitend recht is van de maker van een werk van letterkunde (of van diens rechtverkrijgenden), om het openbaar te maken en te ‘verveelvoudigen’.4 Het lijkt evident dat het auteursrecht dus betrekking heeft op de boeken die vaak samengevat worden. Desalniettemin kent deze wet beperkingen.
In art. 10 lid 1 Aw worden verschillende soorten werken benoemd die beschermd worden door het auteursrecht. Deze lijst is niet limitatief, maar bevat reeds onder 1 boeken en onder 3 mondelinge voordrachten. Het auteursrecht geldt zodoende niet alleen voor woorden in geschrifte, maar ook voor lezingen en hoorcolleges. Art. 10 lid 2 Aw stelt dat, indien een werk verveelvoudigd wordt in een gewijzigde vorm, het auteursrecht zowel het oorspronkelijke als het gewijzigde werk afzonderlijk beschermt. Het is dus van belang dat de samenvattingen kwalificeren als een ‘gewijzigde vorm’ opdat ze een zelfstandig werk vormen met eigen auteursrecht.

In art. 13 Aw heeft de wetgever de term ‘verveelvoudigen’ nader ingevuld. Hierbij wordt gesteld dat er dan sprake is van een “geheele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigden vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt.” 5Hiermee bedoelt de wetgever dat er sprake is van verveelvoudiging indien de nabootsing of bewerking zich auteursrechtelijke trekken toe-eigent. Dit artikel zou problematisch kunnen zijn voor de bescherming van bepaalde werken indien de drempel te laag zou liggen. Dan zou het auteursrecht immers inhoudelijk niet genoeg worden beschermd. Daarentegen geeft het ook ruimte voor intellectuele ontwikkeling en voor de creatie van vele nieuwe werken die voortbouwen op oudere werken. Dit spanningsveld is vaak terug te zien in het auteursrecht.

Verder is een rol weggelegd voor art. 15a Aw, te weten het citaatrecht. Dit is een beperking op het auteursrecht, nu het de mogelijkheid geeft om werken in gedeelte of desnoods geheel te gebruiken voor een eigen werk. De citering moet wel een doel dienen, zoals het aankondigen, beoordelen of, wetenschappelijk behandelen van de bron. Voorts moet het citeren in overeenstemming zijn met de regels van het maatschappelijke verkeer, zolang dit redelijkerwijs geoorloofd is. Bovendien moet het aantal en de omvang van de geciteerde stukken gerechtvaardigd zijn binnen de context van het te bereiken doel. 6 Ook is relevant dat de oorspronkelijke bron op duidelijke wijze wordt vermeld.7

Problematisch voor de auteur is dus dat het auteursrecht geen duidelijke bescherming biedt tegen de praktijken van studenten. Startups stellen namelijk dat door het citeren van werken er geen sprake is van een inbreuk op het intellectuele eigendom van de auteur.8 Vaak is de grens tussen citeren en herformuleren echter onduidelijk. Enkel de naam van een auteur benoemen, maar al zijn werk overnemen en als enige eigen karakter het verkorten of parafraseren van het oorspronkelijke werk is niet hoe het citaatrecht is bedoeld. Toch lijkt het auteursrecht hier wel bescherming te bieden. Ook art. 13 Aw biedt niet genoeg helderheid, zodat het onduidelijk is of een samenvatting kwalificeert als een zelfstandig eigen werk.

De rechtspraak

De rechtspraak biedt meer verheldering ten aanzien van dit fenomeen. In het arrest Lancome/Kecofa kwam vast te staan dat het beslissend is voor auteursrechtelijke bescherming, in de zin van art. 10 Aw, of het gecreëerde werk vatbaar is voor menselijke waarneming en een eigen oorspronkelijk karakter heeft met persoonlijke stempel van de maker.9 Er moet dus een eigen inspanning of toevoeging zijn aan de oorspronkelijke bron om de samenvatting te kunnen kwalificeren als een eigen werk, en niet slechts een aftreksel van het oorspronkelijke.
Hier bouwt de Hoge Raad op voort in het Endstra/Nieuw Amsterdam-arrest, waar het creativiteitsvereiste van art. 13 Aw werd geïntroduceerd.10 Het voortbrengsel van dit eigen oorspronkelijke karakter mag niet ontleend zijn aan een ander werk. De Hoge Raad stelt dat een werk voldoet aan een ‘persoonlijke stempel’ indien deze het resultaat is van scheppende menselijke arbeid. Dit houdt in dat er creatieve keuzes moeten zijn gemaakt. Indien geen creatieve arbeid van welke aard dan ook valt aan te wijzen, is er geen sprake van een nieuw werk met eigen karakter en wordt er dus inbreuk gemaakt op het auteursrecht.

Ook het Accordo/Tros-arrest is van belang.11 Daarin introduceerde de Hoge Raad het totaalindrukken-criterium. Indien de totaalindruk van beide werken te weinig verschilt, ten gevolge van de overeenstemmende auteursrechtelijk beschermde trekken, is sprake van een inbreuk-makende verveelvoudiging in gewijzigde vorm in de zin van art. 13 Aw. Uit het Decaux/Mediamax-arrest volgde voorts dat een stijl, genre of mode niet tot inbreuk van het auteursrecht kan leiden. 12Ook feitelijke gegevens of ideeën zijn niet auteursrechtelijk beschermd, nu deze niet creatief zijn.

Voornamelijk in het arrest Heertje/Hollebrand wordt een significante ingeving gegeven.13 In casu stelde Heertje dat Hollebrand zijn economieboek had bewerkt en zodoende inbreuk had gemaakt op zijn auteursrecht op grond van art. 13 Aw. De Hoge Raad concludeerde dat de aard van het werk met zich meebracht dat er weinig originaliteit en creativiteit bestond. Er was dus geen sprake van inbreuk. De inhoud van de economieboeken moest namelijk bepaalde onderwerpen in een logische volgorde behandelen. De kans op soortgelijke werken bij het creëren van onderwijsboeken is hierdoor aanzienlijk. Echter, indien een auteur alinea’s van het oorspronkelijke werk letterlijk zou hebben overgenomen, zou wel sprake zijn van een inbreuk op art. 13 Aw. De specifieke bewoording van een auteur is nog wel beschermd. Uit dit arrest kan zodoende een vuistregel worden afgeleid: des te meer eigen karakter, des te groter de beschermingsomgang van het auteursrecht.

Nu samenvattingen vaak dit soort boeken behandelen lijkt het antwoord relatief simpel. Toch blijft de kwestie gecompliceerd: studenten vatten vaak ook de werkgroepen of hoorcolleges samen, waarbij gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld de anekdotes die professoren  ter illustratie uitwerken. Deze voorbeelden komen vaak uit eigen ervaring en hebben dan ook een eigen karakter. Als studenten deze opnemen in samenvattingen wordt niet alleen de achterliggende theorie behandeld, maar ook de uitwerking, die auteursrechtelijk beschermd is. Toch lijkt het mogelijk om een samenvatting te creëren die het auteursrecht niet schendt. Wel moet worden gelet op het creativiteitsvereiste en moet voorkomen worden dat auteursrechtelijke trekken worden overgenomen. Indien dit wel gebeurt, moet de oorspronkelijke auteur geciteerd worden.

Zijn samenvattingen dan wel slecht?

Het ethische aspect waaraan Belgische universiteiten refereren lijkt hier het sterkst te gelden. Het auteursrecht biedt immer onvoldoende duidelijkheid om van een ware schending te spreken. Toch raakt deze kwestie een gevoelige snaar bij vele professoren.

Daarbij zouden samenvattingen ook om praktische redenen als ongewenst kunnen worden gezien. Studenten worden in verleiding gebracht om de dure voorgeschreven boeken in te ruilen voor compacte samenvattingen. Verder zorgen deze voor een laksere manier van leren; het harde werk is al gedaan door een handjevol studenten, waardoor de rest een meer afwachtende houding kan aannemen. De werkethos van de student verandert. Ook de komst van de laptops in collegezalen speelt hierbij een rol. Een recente studie toonde aan dat leerlingen tegenwoordig bijna letterlijk kunnen mee-typen, waardoor ze de materie minder goed verwerken en onthouden.14 Desalniettemin zou het verbieden van samenvattingen om de student zijn ‘eigen bestwil’ gezien kunnen worden als een paternalistische benadering van studenten. Deze zijn immers jongvolwassenen van wie een instituut, zoals bijvoorbeeld de UvA, kan uitgaan dat ze eigen en weloverwogen keuzes kunnen maken.

Conclusie
Voor samenvattingen blijkt dat studenten een nieuw werk kunnen creëren met een eigen auteursrecht indien de schrijver zich het werk genoeg toe-eigent en niet op de auteursrechtelijke trekken leunt. Zo wordt het auteursrecht niet geschonden, hoewel de student zeer zorgvuldig moet zijn. Zolang de rechtspraak nog geen duidelijkheid heeft verschaft is het onwaarschijnlijk dat iemand die duidelijk citeert en enkel feiten overneemt strafbaar zal worden gesteld. Echter, nu de grenzen onduidelijk zijn, neemt de schrijver van samenvattingen die bestemd zijn voor verkoop wel een risico. Hoewel deze praktijken in Nederland lijken te worden gedoogd, is terughoudendheid verstandig tot nadere opheldering door de wetgever of rechtspraak is gegeven.

  1. Anne Weersink is bachelorstudent Rechtsgeleerdheid aan de UvA.
  2. R. van Leeuwen, “Amsterdamse studiemarktplaats verboden op Belgische universiteiten”, Het Parool, 29-05-2015.
  3. ‘Voorkom herkansingen’ www.stuvia.nl, Stuvia NL BV 2010-2017.
  4. Art. 1 Aw.
  5. Art. 13 Aw.
  6. Hoge Raad 26 juni 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0647.
  7. Art. 15a lid 1 Aw.
  8. Stuvia NL BV 2010-2017, www.stuvia.nl/auteursrechten, (laatst bekeken op: 30-10-2017)
  9. Hoge Raad 26 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8940 (Lancome/Kecofa).
  10. Hoge Raad 30 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153 (Endstra/Nieuw Amsterdam).
  11. Hoge Raad 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8456 (Accordo/Tros).
  12. Hoge Raad 29 december 1995, ECLI:NL:HR1995:ZC1942 (Decaux/Mediamax).
  13. Hoge Raad 5 januari 1979, ECLI:NL:HR:1979:AB7291 (Heertje/Hollebrand).
  14. R. W. Patterson & R. M. Patterson, Economics of Education Review. 57. Computers and productivity: Evidence from laptop use in the college classroom, Elsevier ltd 2017.