Hyperlinken nu ook niet meer veilig?

Annotatie bij GS Media BV / Sanoma Media Netherlands BV, Playboy Enterprises International Inc. en Britt Geertruida Dekker[i]

Door: Hidde Bruinsma[ii]

Inleiding
Op 8 september 2016 werd door het Hof van Justitie uitspraak gedaan in de zaak rondom de naaktfoto’s van Britt Dekker: een uitspraak die veel stof heeft doen opwaaien in de auteursrechtelijke wereld. In deze bijdrage zal het feitencomplex en het juridische kader van de uitspraak uiteen worden gezet. Tevens zal de uitkomst van de rechtsvraag worden behandeld.

Feiten
De centrale persoon in deze zaak was Britt Dekker, u waarschijnlijk wel bekend door programma’s als ‘Echte Meisjes In De Jungle’, ‘Echte Meisjes Op Zoek Naar Zichzelf’ en ‘Take Me Out’. In de onderhavige zaak had Britt Dekker het voor elkaar gekregen om onverbloemd in de Playboy te verschijnen en haar recent verworven BN’er-status nog wat verder op te vijzelen. De gemaakte foto’s zouden in december 2011 worden gepubliceerd in de Playboy. Ze verschenen echter online, zoals wel vaker bij Playboyshoots, vóór de officiële uitgavedatum.
De betreffende foto’s stonden op een Australische site voor dataopslag en konden daar vrijelijk worden bekeken. Niet geheel verrassend was dat de site GeenStijl (met als sitebeschrijving ‘tendentieus, ongefundeerd en nodeloos kwetsend’) er als de kippen bij was om haar bezoekers, gemiddeld zo’n 230.000 per dag, op de foto’s te attenderen. Hierbij maakte GeenStijl gebruik van een hyperlink[iii], via welke internetgebruikers werden doorgeleid naar de Australische site waarop zij de desbetreffende foto’s konden downloaden. Vanzelfsprekend volgde er van Sanoma (de uitgever van Playboy) een e-mail waarin GS Media werd gesommeerd om de foto’s te verwijderen; Sanoma kreeg daarbij nul op rekest.
Ondertussen waren de foto’s op verzoek van Sanoma verwijderd van de Australische website. GeenStijl reageerde daarop met een nieuw artikel waarin wederom een hyperlink stond die verwees naar de foto’s, ditmaal op een site in Amerika. Deze Amerikaanse site verwijderde, na verzoek van Sanoma, eveneens de foto’s.
Hierop volgend plaatste GeenStijl een derde artikel met, u kunt het wel raden, een hyperlink naar de foto’s. Onder het artikel werden door gebruikers hyperlinks geplaatst naar nieuwe websites. Voor Sanoma was de maat vol, zodat zij overging tot een rechtszaak.

Wettelijk kader
Voordat de rechtsgang zal worden besproken, is een behandeling van het wettelijke kader geen overbodige luxe: hoe zat het met de regels rondom hyperlinken vóór deze uitspraak? Hierbij is het belangrijk om te beseffen dat een auteursrechthebbende het uitsluitend recht op openbaarmaking en verveelvoudiging heeft.[iv] Het is derhalve de centrale vraag of hyperlinken valt aan te merken als een openbaarmaking op grond van art. 12 Auteurswet. Ingeval hyperlinken als openbaarmaking wordt aangemerkt, kan er sprake zijn van een inbreuk op auteursrecht.
In principe is hyperlinken legaal. Uit het Svensson-arrest bleek immers dat hyperlinken naar werken die op andere websites vrij beschikbaar zijn geen openbaarmakingshandeling oplevert, tenzij daarmee een technische beveiliging wordt omzeild.[v]

Rechtsvraag
De rechter zal in de zaak rondom Britt Dekker dan ook de volgende vraag moeten beantwoorden: valt hyperlinken aan te merken als een auteursrechtelijke openbaarmaking?

Rechtsgang
Bij de rechtbank krijgt Sanoma grotendeels gelijk en wordt gesteld dat GS Media door het plaatsen van de hyperlinks een openbaarmaking heeft verricht. [vi] De rechtbank komt tot deze gevolgtrekking door de vereisten van openbaarmaking (interventie, een (nieuw) publiek en winstoogmerk) af te gaan:[vii]

  1. Interventie: de rechtbank moest bepalen of GeenStijl, met volledige kennis van de gevolgen van haar gedrag, een interventie heeft gepleegd waarmee toegang werd verleend tot de fotorapportage.[viii] Zij komt tot de slotsom dat niet de plaatsing in een voor het publiek onvindbaar file binnen de Australische site voor dataopslag, maar de hyperlink op GeenStijl er voor heeft gezorgd dat het publiek kennis kon nemen van de fotoreportage. Aldus is sprake van een interventie.[ix]
  2. (Nieuw) publiek: het moet gaan om bereik van een ander publiek dan het door de oorspronkelijke mededeling van het werk beoogde publiek. Daar is in casu aan voldaan, aangezien door het plaatsen van de hyperlink een vrij grote en onbepaalde kring van personen kennis kon nemen van de fotoreportage. Dit was een ander publiek dan waarop de auteursrechthebbende doelde.[x]
  3. Winstoogmerk: het plaatsen van de hyperlink gebeurde naar het oordeel van de rechtbank met de bedoeling om bezoekers naar de website te trekken, waardoor er dientengevolge sprake was van een winstoogmerk.[xi]

Volgens de rechtbank heeft GeenStijl inbreuk gemaakt op de auteursrechten op de fotoreportage, nu de openbaarmaking zonder toestemming van de auteursrechthebbende heeft plaatsgevonden.[xii]

Het gerechtshof komt tot een ander besluit en is van oordeel dat GS Media, door het plaatsen van de foto’s, geen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht, omdat de foto’s, door het online plaatsen op de Australische site, al eerder openbaar waren gemaakt.[xiii] Het hof is het wel eens met de rechtbank op het punt van onrechtmatigheid. Volgens het hof werden de bezoekers van GeenStijl door de links aangespoord om illegaal op internet geplaatste foto’s te bekijken: zonder deze links zouden de foto’s niet gemakkelijk te vinden zijn geweest.[xiv] Bovendien oordeelde het hof dat GeenStijl met het plaatsen van een uitsnede van een van de betrokken foto’s inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van de fotograaf.[xv]

Tegen het oordeel van het gerechtshof heeft GS Media cassatie ingesteld. De Hoge Raad stelt vervolgens, samengevat, de volgende prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie:

  1. Kan er van een mededeling aan het publiek worden gesproken wanneer een ander dan de auteursrechthebbende met een hyperlink verwijst naar een website, waarop het werk zonder toestemming van de rechthebbende beschikbaar is gesteld?
  2. Maakt het verschil of het werk niet eerder op een andere manier met toestemming van de rechthebbende aan het publiek is medegedeeld?
  3. Is het van betekenis of de ‘hyperlinker’ op de hoogte is of behoort te zijn van de omstandigheid dat het werk zonder toestemming op de site van de derde is geplaatst?

Hof van Justitie
Het Hof gaat uitgebreid in op de vragen van de Hoge Raad. Zij komt in de onderhavige zaak tot de conclusie dat het hyperlinken naar een werk dat illegaal online is geplaatst wordt aangemerkt als een openbaarmaking en derhalve een auteursrechtinbreuk kan opleveren. Hierbij maakt het Hof wel een belangrijk onderscheid tussen particuliere en commerciële partijen:

  1. Particulieren: volgens het Hof moet er rekening mee worden gehouden dat de persoon niet weet – en redelijkerwijze ook niet kan weten – dat het werk zonder toestemming op internet was gepubliceerd. Een hyperlink van een particulier wordt evenwel aangemerkt als openbaarmaking, indien de persoon wist of moest weten dat er sprake was van een illegaal op internet gepubliceerd werk.[xvi]
  2. Commerciële partijen: het plaatsen van de hyperlink geschiedt met een winstoogmerk. Van de plaatser kan worden verwacht dat deze het nodige onderzoek verricht om er zeker van te zijn dat het werk niet illegaal op internet is geplaatst. Ingeval dit niet gebeurt, dient de hyperlink te worden aangemerkt als een openbaarmaking.[xvii]

Daarnaast beslist het Hof dat deze vereisten niet kunnen worden omzeild op basis van de auteursrechtelijke uitzondering voor de pers.[xviii] Het Hof komt op basis van het bovenstaande dan ook tot de slotsom dat GS Media de hyperlinks met een winstoogmerk heeft geplaatst. GS Media was daarnaast op de hoogte van het feit dat de foto’s zonder toestemming online waren geplaatst en de plaatsing van de hyperlinks heeft gevolglijk plaatsgevonden met volledige kennis van het illegale karakter. GS Media heeft dienvolgens een openbaarmaking verricht, wat leidt tot een auteursrechtelijke inbreuk.

Gevolgen voor de praktijk
Het Hof komt hier met een duidelijke uitspraak, maar het geschetste criterium blijft onduidelijk. Want wanneer heeft een commerciële partij voldoende onderzoek verricht? En hoe wordt dit bewezen?
Het is in ieder geval onbetwistbaar dat verscheidende partijen moeten gaan opletten bij het plaatsen van hyperlinks. Het wordt voor commerciële websites noodzakelijk scherp in de gaten te houden of er geen verwijzing is naar een illegaal geplaatst werk. Denk daarnaast aan zoekmachines die door middel van hyperlinks verwijzen naar (illegale) werken. Deze hyperlinks worden over het algemeen automatisch gegenereerd door de zoekmachines.[xix] In een uitspraak uit 2004 bleek dat de handeling die bestaat uit het aanbieden van zoekresultaten die verwijzen naar auteursrechtelijk beschermd materiaal niet voldoet aan de eisen van openbaarmaking.[xx] Enkele jaren later kwam de Rechtbank Amsterdam tot de slotsom dat de handelingen die worden verricht door een zoekmachine een technisch, automatisch en passief karakter hebben en dat zij dan ook niet verantwoordelijk kunnen worden geacht voor de uitkomst van een zoekopdracht en de inhoud van de zoekresultaten.[xxi] Het blijft na de uitspraak in de zaak GS Media dan ook onduidelijk of dergelijke partijen snel moeten handelen om een (mogelijke) inbreuk op auteursrecht te voorkomen, of dat zoekmachines kunnen worden aangemerkt als uitzondering, waarbij de omstandigheden van het geval een belangrijke rol spelen.[xxii]

Deze uitspraak van het Hof is zodoende voor de praktijk zeer interessant. Tevens is het afwachten hoe deze uitspraak door lagere rechters in de toekomst wordt geconcretiseerd en uitgewerkt.

[i] HvJ EG 8 september 2016, C-160/15 (GS Media/Sanoma).

[ii] Auteur volgt aan de VU de master Internet, Intellectuele eigendom en ICT, waarbij onder andere het auteursrecht hem enorm aanspreekt.

[iii] Verwijzing die de gebruiker bij aanklikken direct naar het document of de plaats brengt waarnaar verwezen wordt, bron: www.vandale.nl.

[iv] Art. 1 Auteurswet.

[v] HvJ EG 13 februari 2014, C-466/12 (Svensson).

[vi] Rb. Amsterdam 12 september 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX7043.

[vii] Rb. Amsterdam 12 september 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX7043, r.o. 4.6.

[viii] Rb. Amsterdam 12 september 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX7043, r.o. 4.7.

[ix] Rb. Amsterdam 12 september 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX7043, r.o. 4.11.

[x] Rb. Amsterdam 12 september 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX7043, r.o. 4.14.

[xi] Rb. Amsterdam 12 september 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX7043, r.o. 4.15.

[xii] Rb. Amsterdam 12 september 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX7043, r.o. 4.16.

[xiii] Hof Amsterdam 19 november 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4019, r.o. 2.4.4 en 2.4.7.

[xiv] Hof Amsterdam 19 november 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4019, r.o. 2.7.3.

[xv] Hof Amsterdam 19 november 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4019, r.o. 2.5.4 en 2.7.7.

[xvi] HvJ EG 8 september 2016, C-160/15 (GS Media/Sanoma), punten 46 t/m 50.

[xvii] HvJ EG 8 september 2016, C-160/15 (GS Media/Sanoma), punt 51.

[xviii] HvJ EG 8 september 2016, C-160/15 (GS Media/Sanoma), punt 53.

[xix] http://www.iusmentis.com/aansprakelijkheid/hyperlinks/

[xx] Rb. Haarlem 12 mei 2004, ECLI:NL:RBHAA:2004:AO9318

[xxi] Rb. Amsterdam 26 april 2007, ECLI:NL:RBAMS:2007:BA3941, r.o. 4.3.

[xxii] J.V.J. van Hoboken, De aansprakelijkheid van zoekmachines. Uitzondering zonder regels of regels zonder uitzondering? Computerrecht 2008-1, p. 13.