Judge Joyce: rechter middenin de maatschappij

*Door Sanne Leenstra en Joris Jas

Joyce Lie, beter bekend als Judge Joyce, is een van de bekendste rechters van Nederland. Hoewel afgestudeerd in het strafrecht, is zij inmiddels al bijna tien jaar actief als bestuursrechter bij Rechtbank Oost-Brabant. Daarnaast zet zij zich in voor toegankelijke en begrijpelijke rechtspraak. Zo brengt zij haar vele duizenden volgers via Twitter en Facebook in contact met de dagelijkse praktijk en vervult zij een hoofdrol binnen de Klare TaalBokaal, de jaarlijkse prijs voor de meest helder geformuleerde rechterlijke uitspraak. ALIBI reisde af naar ’s-Hertogenbosch en ging met haar in gesprek.

  1. Waaris het idee vandaan gekomen om het recht dichterbij de burger te brengen en begrijpelijker te maken door middel van sociale media?

Net als veel mensen had ik alleen een Facebookpagina voor privégebruik.Met Twitter deed ik eerst nog niets. Ikwist er niet veel van, maarwilde wel weten wathet inhield. Als rechter moet je immers middenin de maatschappij staan en ik vond dat ik op zijn minst moest weten wat dit inhield. Ik ben toenvoorzichtig aanTwitterbegonnen. Het begon al vrij snel serieuzer te worden: ik heb toen mijnnaam in ‘Judge Joyce’ veranderd, de bijnaamdie mijn klasgenoten mij vroeger hadden gegeven omdat ik altijd al rechter wilde worden. Ik vond het belangrijk om op Twitter kenbaar te maken dat ik rechter was, omdat ik daarin transparant wilde zijn, maar ik had niet het idee dat mensen mij hierom zouden volgen. Dit bleek toch zo te zijn en ik kreeg al vrij snel veel volgers. Ik heb dan ook doorgegeven aan het Hoofd Communicatie op de rechtbank dat ik met Twitter was begonnen, wat nooit problemen heeft opgeleverd. Twitteren begon steeds meer als een opdracht te voelen, die ik wel serieus wilde nemen. Gelukkig ging het mij gemakkelijk af en ik ben het steeds leuker gaan vinden. Later ben ik ook met een speciale Facebookpagina begonnen en mondjesmaat met Instagram. Ik zie wel dat beeld op sociale media belangrijker dan tekst lijkt te worden, dus wie weet: misschien moet ik in de toekomst maar gaan vloggen, al vrees ik dat dat misschien net iets te arbeidsintensief wordt.

  1. Hoe selecteert u de uitspraken en vonnissen die u via de sociale media onder de aandacht brengt?

Ik lees elke dag, of in elk geval eens in de paar dagen, op ‘www.rechtspraak.nl’ alle inhoudsindicaties van de gepubliceerde uitspraken en beslis op basis daarvan of er een interessante uitspraak tussen zit om te delen. Ik probeer een zo divers mogelijk beeld te geven, dus niet alleen van het strafrecht (waarover je in de media veel leest en hoort), maar ook van het civiele en bestuursrecht. Zo kan ik aan mensen laten zien dat ons werk zich uitstrekt over de hele breedte van de samenleving en dat de onderwerpen waarover een rechter zoal beslist, heel divers zijn.

  1. Zijn er bepaalde onderwerpen die u liever niet op sociale media deelt en ter sprake brengt?

Ik heb nog nooit iets geplaatst waar ik spijt van heb gekregen. Ik houd het graag rustigenneem dan ook geen positie of stelling in. Daardoor lok ikniets uiten krijg ik weinig tot geen negatieve reacties. Over politieke zaken of maatschappelijke kwesties twitter ik helemaal niet.Ik vind dat je dat als rechter beter niet kan doen. Wel vind ik het mooi om mensen op andere gedachten te brengen. Zo heb ik een keer een bericht gekregen van een vrouw die een zaak verloren had, maar later vertelde dat ze door mijn tweets meer begrip en respect voor de rechterlijke macht had gekregen. Zulke berichten doen mij altijd erg goed, want het raakt de kern van waar ik dit allemaal voor doe.

  1. Op welke wijze draagt u in uw professie bij aan het begrijpelijker maken van het recht?

In mijn uitspraken probeer ik dingen makkelijker te verwoorden dan men gewend is. Dit doe ik niet alleen met woordgebruik, maar ook door te letten op de zinsbouw. Ik vermijd bijvoorbeeld  veelvuldig kommagebruik en tangcontructies. Dit maakt vonnissen begrijpelijker. Wel kost het extra tijd om in ‘Klare Taal’ te schrijven, waardoor het er nu nog wel eens bij inschiet als het erg druk is. Ik doe het nu echter steeds meer en ik merk dat een bepaald niveau van ‘Klare Taal’ inmiddels wel bij me is ingesleten.

  1. Niet alleen via sociale media, maar ook binnen De Rechtspraak strijdt u voor begrijpelijke en toegankelijke rechtspraak. Hoe bent u bij de Klare TaalBokaalbetrokken geraakt?

Met een paar collega’s zijn we op het idee gekomen een landelijke verkiezingvoor ‘Klare Taal’ te organiseren.Dit hebben wij vorig jaar voor het eerst gedaan, de bokaal is gewonnen door twee bestuursrechtcollega’s van de RechtbankAmsterdam. Ditjaar zat er voor het eerst ook een burger in de jury. Deze persoon is zelf geen jurist, maar wel begaan met juridische zaken. Het doel van wat ik intern voor ‘Klare Taal’ doe en daarbuiten op sociale media is inderdaad identiek: zowel in uitspraken als op sociale media staat begrijpelijkheid centraal.

  1. In hoeverre bent u van mening dat de ‘Klare Taal’ in zowel rechtspraak als wetgeving meer regel dan uitzondering moet worden?

Daar heb ik nog niet eerder zo sterk over nagedacht. Ons uitgangspunt is dat de uitspraak in zo duidelijk mogelijke taal moet worden opgeschreven. Het gaat erom dat iedereen zich bewust wordt van de maatschappelijke en professionele verantwoordelijkheid om vanhet uitdragen van een beslissing zo begrijpelijk mogelijk voor het voetlicht te brengen. Ik zie dat dit steeds meer gebeurt en dat deze gedachte zich verspreidt. Dit zou dus ook voor wetgeving kunnen gelden. Sommigen zijn van mening dat ‘Klare Taal’ minder belangrijk is wanneeriemand een gemachtigde of advocaat heeft. Staatsraad André Verburg schreef daarover laatst in Ars Aequi heel treffend: “Waarom zouden wij als Nederlandse rechters prachtig literair Chinees schrijven om het vervolgens door een Nederlandse advocaat naar het Nederlands te laten vertalen voor zijn Nederlandse klant?”De spijker op zijn kop. Verder is het mijn taak als rechter om recht te doen, en dat doe ik alleen als ik begrijpelijk ben. Begrijpelijkheid is daarom, natuurlijk naast juridisch-inhoudelijke juistheid, één van de meest vooraanstaande eisen bij het doen van een uitspraak.

  1. Tussen Klare Taalen Jip-en-Janneke-taalbestaat een dunne grens. Bent u niet bang voor afbreuk aan het gezag van de rechtspraak?

Het is soms ook een kwestie van smaak. Iedereen moet daar zijn wegin vinden. Het kan zeker zijn dat ‘Jip-en-Janneke-uitspraken’worden gedaan in de zoektocht naar wat de beste schrijfwijze is, waarbij het in ieder geval belangrijk is om te focussen op de doelgroep voor wie je de uitspraak schrijft. Het is namelijk behoorlijk lastigom als jurist door de bril van de burger te kijken. Door te proberen en te oefenen met ‘Klare Taal’moet een middenweg kunnen worden gevonden. Uiteindelijk denk ik zeker niet dat gezag verloren gaat wanneer in ‘Klare Taal’ wordt geschreven: integendeel. Ik denk dat een begrijpelijke uitspraak juist gezag uitstraalt.Door juridische toverformules om te zetten in‘Klare Taal’, word je bovendien gedwongen om alle denkstapjes opnieuw te nemen. Daardoor bestaat het gevaar van nuanceverlies eigenlijk juist niet. ‘Toverformules’, waarin verhullende termen voorkomen, kunnen worden doorgeprikt. Je komt er pas bij het schrijven van een uitspraak in ‘Klare Taal’ achter dat iets in je redeneerwijze niet klopt.

  1. Is ook voor de advocaat een rol weggelegd in het begrijpelijker maken van het recht?

Advocaten zijn geneigd erg juridisch te schrijven. Ik zeg: ‘doe maar gewoon lekker normaal.’ Voor rechters is het ideaal als advocaten ook in gangbaar taalgebruik schrijven. De nuance hierin is wel dat ingewikkelde teksten tot scherpte dwingen. Op het moment dat je geen moeilijke teksten meer leest, raakt je hoofd minder getraind. Jewilt als jurist ook uitspraken uit 1990 kunnen lezen.

  1. Hoe zien vonnissen er als het aan u ligt over tien jaar in Nederland uit?

Ik hoop dat over tien jaar iedereen in ‘Klare Taal’ schrijft. Door technologische ontwikkelingen zal een vonnis er dan sowieso wel anders uitzien.. Zoheb ik een keer geschreven over de ‘robotrechter’. Er kan op dit moment al heel veel: de vraag is of alleswat kan ook daadwerkelijk moet gebeuren. Wij moeten met zijn allen in de gaten houden dat wij, ondanks alle ontwikkelingen, toegankelijk blijven voor burgers met problemen, recht blijven doen en rechtvaardig blijven. Ik durf geen uitspraken te doen over de situatie over tien jaar, maar ben heel benieuwd!

 

* Sanne Leenstra is griffier bij de Rechtbank Amsterdam; Joris Jas is bachelorstudent Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Amsterdam. Naast zijn hoofdredacteurschap bij ALIBI is hij als juridisch medewerker verbonden aan Hammerstein Advocaten N.V.