De aanwezigheidsplicht voor verdachten: de minister voorbij aan het recht op een eerlijk proces?

Er is de laatste tijd veel te doen geweest omtrent het
beleid en de strafrechtelijke voornemens van de minister
van rechtsbescherming, Sander Dekker. Met name de
advocatuur uit kritiek op de plannen en heeft daarbij
recentelijk zelfs de werkzaamheden gestaakt om te
protesteren voor rechtbanken. Een terugkerende tendens
in het beleid van de minister is meer aandacht voor de
rol van het slachtoffer in het strafproces. In een brief aan
de Tweede Kamer van 22 februari 2018 presenteerde de
minister een reeks vernieuwingen op het gebied van de
rechten van slachtoffers. Deze vernieuwingen worden
onderverdeeld in drie ambities. Er moet verbetering
komen in de bejegening van slachtoffers in het strafproces,
de mogelijkheid van slachtoffers om schade te verhalen
moet worden uitgebreid en er moet een versterking
komen van de rechtspositie van het slachtoffer. Onder
de noemer van de laatste ambitie zal de minister met
een wetsvoorstel komen waarin specifieke verdachten
verplicht worden om aanwezig te zijn bij hun strafzitting
en de uitspraak. De minister acht het van groot
belang dat verdachten geconfronteerd worden met de
bijdragen van het Openbaar Ministerie, de rechters en
het slachtoffer. Met name is het de bedoeling dat zodra
een slachtoffer gebruik maakt van het spreekrecht, de
verdachte aanwezig is om hiervan getuige te zijn.5 In
dit artikel wordt eerst een overzicht geschetst van het
door de minister ingediende wetsvoorstel inzake de
aanwezigheidsplicht, waarna deze plicht wordt getoetst
aan de in artikel 6 van het Europese Verdrag Inzake
de Rechten van de Mens (EVRM) vastgelegde rechten
die verband houden met het eerlijk proces. Het artikel
eindigt met een conclusie over de conformiteit van de
aanwezigheidsplicht met dit artikel.