Vijandige overnames van beursvennootschappen: een verkenningstocht in de wereld van beschermingsmaatregelen

Sebastian Renshof*

Na KPN, ABN AMRO en Unilever is AkzoNobel voorlopig de laatste in de rij van grote Nederlandse beursvennootschappen die te maken kreeg met een overnamepoging. Op 8 maart 2017 kwam naar buiten dat PGG interesse had in een overname van AkzoNobel. Het bestuur van AkzoNobel wilde niets van de overname weten en wees het bod meteen af. Ook een verhoogd tweede en een derde bod konden het bestuur niet overtuigen, waarna PPG op 1 juli 2017 te kennen gaf de jacht op AkzoNobel voorlopig te staken. Wat opvalt is dat dergelijke overnamepogingen gepaard gaan met politieke bemoeienis, veel media-aandacht en grote belangstelling vanuit de rechtswetenschap. De vraag die daarin veelvuldig terugkomt is of Nederlandse beursvennootschappen voldoende worden beschermd tegen buitenlandse belagers. De bescherming van Nederlandse (beurs)vennootschappen is dan ook een onderwerp dat hoog op de politieke agenda staat.[1]Desalniettemin hebben Nederlandse beursvennootschappen al een aantal mogelijkheden om zich te beschermen tegen overnamepogingen. Voor Unilever was dit zelfs één van de redenen om het hoofdkantoor in Rotterdam te zetelen en de duale structuur om te zetten naar een Nederlandse structuur in de vorm van een NV.[2]Welke mogelijkheden hebben Nederlandse beursvennootschappen naar huidig recht om zich te beschermen tegen overnamepogingen?

Hoe werkt een (vijandige) overnamepoging?

In de meeste gevallen verwerft de potentiële koper voorafgaand aan een openbaar bod al een aanzienlijk belang in de vennootschap die hij wenst over te nemen (hierna: doelvennootschap). Dit noemt men stakebuilding. Voordelen hiervan zijn een gunstigere onderhandelingspositie tegenover het bestuur van de doelvennootschap en een kleinere kans op een succesvol concurrerend bod.[3]Wanneer een aandeelhouder meer dan 3% van de aandelen in een beursvennootschap heeft, moet hij dat publiekelijk melden en wanneer een aandeelhouder meer dan 30% van de stemrechten verwerft, moet diegene een verplicht openbaar bod uitbrengen op de overige aandelen.[4]Deze grenzen zal de potentiële koper in de gaten moeten houden.

Vervolgens doet de koper een bod op alle aandelen van de doelvennootschap. Een overname komt tot stand door een kooptransactie tussen de koper en de aandeelhouders. Toch onderhandelt de koper eerst met het bestuur van de doelvennootschap, onder meer omdat het voor een koper ondoenlijk is om met alle aandeelhouders te onderhandelen.[5]Bij de beoordeling van het bod moet het bestuur rekening houden met het vennootschappelijk belang.[6]Als de koper en het bestuur overeenstemming weten te bereiken, is sprake van een vriendelijk bod. De koper en de doelvennootschap sluiten dan een fusieprotocol, waarin de belangrijkste afspraken worden vastgelegd.[7]Door het aangaan van een fusieprotocol verplicht het bestuur van de doelvennootschap zich ertoe het bod aan zijn aandeelhouders aan te bevelen, hetgeen de slagingskans van het bod vergroot.[8]Het blijven echter de aandeelhouders die uiteindelijk beslissen of een openbaar bod slaagt. Indien de bieder geen overeenstemming met het bestuur weet te bereiken en zijn bod toch doorzet, spreekt men van een vijandig bod. De kans is groot dat het bestuur dan zal proberen het slagen van het bod te frustreren, bijvoorbeeld door het inzetten van beschermingsconstructies.[9]Zowel in geval van een vriendelijk als een vijandig bod wordt het bod uitgebracht door middel van publicatie van het biedingsbericht. Hiermee start de aanmeldingstermijn waarbinnen de aandeelhouders hun aandelen kunnen aanbieden.[10]Vervolgens maakt de koper uiterlijk op de derde werkdag na afloop van de aanmeldingstermijn bekend of hij zijn bod gestand doet.[11]

Uitgifte preferente aandelen

Een eerste beschermingsconstructie is de uitgifte van preferente aandelen aan een onafhankelijke stichting.[12]Het doel van deze beschermingsconstructie is het doen verwateren van de zeggenschap van een vijandige bieder in de algemene vergadering.[13]Om deze beschermingsmaatregel in te kunnen zetten moet een onafhankelijke stichting bestaan die een ‘call optie’ heeft tot het nemen van preferente aandelen in de doelvennootschap. In geval van een (dreigende) vijandelijke overname kan de stichting hiermee eenzijdig aandelen verwerven in de vennootschap. Het is dus belangrijk dat een beursvennootschap al over deze beschermingsconstructie beschikt voordat dat een overnamepoging plaatsvindt.[14]De stichting die gerechtigd is tot het nemen van preferente aandelen, moet ten doel hebben de belangen van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming te behartigen.[15]Een groot voordeel van deze beschermingsconstructie is dat de stichting met een dergelijke doelomschrijving is vrijgesteld van de biedplicht op grond waarvan iemand die meer dan 30% van de stemrechten verwerft een bod moet doen op de overige aandelen van de vennootschap.[16]

Het werkt kortweg als volgt. De onafhankelijke stichting die op grond van een optieovereenkomst gerechtigd is tot het nemen van preferente aandelen, kan dat recht eenzijdig inroepen, waardoor de verplichting bestaat om de preferente aandelen aan de stichting uit te geven.[17]De stichting zal deze call optie uitoefenen wanneer zij van mening is dat de continuïteit van (het beleid van) de vennootschap en de belangen van de daarbij betrokkenen in gevaar is.[18]Of het uitoefenen van de beschermingsmaatregel in bepaalde omstandigheden gerechtvaardigd is, dient te worden beoordeeld aan de hand van de RNA-norm.[19]Deze bepaalt dat (1) de beschermingsmaatregel noodzakelijk moet zijn met het oog op het vennootschappelijk belang, (2) de beschermingsmaatregel een instrument moet zijn om (voldoende) overleg te bewerkstelligen en (3) de beschermingsmaatregel adequaat en proportioneel moet zijn.[20] KPN heeft onder meer door de uitgifte van preferente aandelen aan Stichting Preferente Aandelen B KPN (hierna: de stichting) een overnamepoging van América Móvil weten af te wenden. América Móvil verwierf eerst een belang van 27,7% in KPN, waarna zij een openbaar bod aankondigde op de overige KPN aandelen.[21]Drie weken later maakte de stichting gebruik van haar optie tot het nemen van preferente aandelen in KPN, waardoor de stichting 4.258.098.272 preferente Aandelen B en daarmee bijna 50% van het aantal uitstaande en stemgerechtigde aandelen verwierf.[22]Mede hierdoor heeft América Móvil het bod uiteindelijk nooit uitgebracht.

Het laatste RNA-criterium bepaalt dat de beschermingsmaatregel adequaat en proportioneel moet zijn, waardoor de stichting de preferente aandelen slechts tijdelijk kan houden. Ongeveer drie maanden na het uitoefenen van de call optie heeft het bestuur van de stichting het bestuur van KPN verzocht om intrekking van de preferente aandelen te agenderen voor de volgende algemene vergadering, waarna de preferente aandelen uiteindelijk op 21 maart 2014 zijn ingetrokken.[23]Wanneer de preferente aandelen zijn ingetrokken, speelt de vraag of de stichting het optierecht tot het nemen van preferente aandelen behoudt en dus nogmaals kan uitoefenen. Volgens Timmermans is in beginsel een nieuw besluit van de algemene vergadering tot optieverlening nodig.[24]Een tweede vraag is of de stichting zelf mag meestemmen over het besluit tot nieuwe optieverlening, ingeval zij de preferente aandelen nog houdt. In de ASMI-beschikking oordeelde de Ondernemingskamer (hierna: OK) dat dit niet mocht.[25]Deze uitspraak is de OK op enige kritiek komen te staan. Zo schrijft Hermans in zijn annotatie dat de stichting in ieder geval mee moet kunnen stemmen ingeval de voorwaarden waaronder de nieuwe optie kan worden uitgeoefend gelijk zijn aan de oorspronkelijke voorwaarden.[26]Timmermans gaat een stap verder en is van mening dat de stichting ook mee moet kunnen stemmen wanneer een nieuwe optie meer bescherming biedt, omdat de optieverlening op zichzelf geen beschermingsmaatregel is. Op het moment dat de optie weer zou worden uitgeoefend, geldt de RNA-norm, welke op zichzelf voldoende waarborgen biedt.[27]

 Uitgifte prioriteitsaandelen

Een andere manier van bescherming is de uitgifte van prioriteitsaandelen aan een onafhankelijke stichting. Aan prioriteitsaandelen kunnen speciale bevoegdheden worden verbonden, zoals het doen van een bindende voordracht voor de benoeming van bestuurders en commissarissen.[28]De uitgifte van prioriteitsaandelen wordt minder vaak ingezet als beschermingsconstructie. Nadelen zijn dat een bindende voordracht van de benoeming van bestuurders en commissarissen kan worden doorbroken door een besluit van de algemene vergadering dat met twee derden van de uitgebrachte stemmen is genomen.[29]In geval van structuurvennootschappen kunnen bovendien minder bevoegdheden aan prioriteitsaandelen worden verbonden.[30]Toch zijn het prioriteitsaandelen die een grote rol hebben gespeeld in het terugtrekken PPG in de overnamestrijd rond AkzoNobel. AkzoNobel heeft 48 prioriteitsaandelen uitstaan bij de Stichting Akzo Nobel.[31]De stichting kan met deze prioriteitsaandelen speciale zeggenschapsrechten uitoefenen, waaronder het doen van bindende voordrachten ten aanzien van bestuurders en commissarissen. In het geval van AkzoNobel kan de algemene vergadering deze bindende voordrachten níét met twee derden van de stemmen kan doorbreken, omdat de prioriteitsaandelen reeds waren uitgegeven voordat deze bepaling geldend recht werd.[32]PPG zou ingeval van een eventuele overname dus wel bestuurders en commissarissen kunnen ontslaan, maar vervolgens niet zelf de opvolgers kunnen kiezen. Door de prioriteitsaandelen was AkzoNobel dus aanzienlijk minder aantrekkelijk om over te nemen zonder goedkeuring van het bestuur.[33]

Verkoop kroonjuweel

De zogeheten crown jewel defence is een derde mogelijkheid om een vijandige overname af te wenden. Het bestuur verkoopt dan een waardevolle deelonderneming van de vennootschap, waardoor de doelvennootschap als geheel voor de vijandige bieder minder aantrekkelijk wordt. Bij de verkoop van een kroonjuweel geldt de RNA-norm niet, maar het bestuur moet wel de grenzen van art. 2:107a BW in acht nemen. Dit artikel bepaalt dat het bestuur besluiten inzake een belangrijke wijziging van de identiteit of het karakter van de vennootschap ter goedkeuring aan de algemene vergadering moet voorleggen. Een bekend voorbeeld van een crown jewel defence is de verkoop van LaSalle, een belangrijk bedrijfsonderdeel van ABN AMRO (hierna: ABN) in de VS, aan Bank of America. Ten tijde van de verkoop waren zowel het bankentrio bestaande uit het RBS, Fortis en Santander (hierna: het consortium) als Barclays in de markt om ABN over te nemen. Het consortium was juist geïnteresseerd in ABN met inbegrip van LaSalle, terwijl Barclays geen belangstelling in LaSalle had. Omdat het bestuur van ABN meer oren had naar een overname door Barclays, besloot zij LaSalle te verkopen. Een aantal belanghebbenden was van mening dat ABN met de bliksemverkoop van het Amerikaanse ‘kroonjuweel’ LaSalle de kans op een beter bod frustreerde en stapte naar de rechter.[34]Na een andersluidend oordeel van de OK, komt de HR tot de conclusie dat de verkoop van LaSalle een aangelegenheid van het bestuur is en dat niet van dat uitgangspunt zou moeten worden afgeweken op grond van de omstandigheden van het geval. Voorafgaande toestemming of consultatie van de algemene vergadering op basis van de omstandigheden van het geval zou tot onaanvaardbare rechtsonzekerheid leiden. De verkoop van LaSalle was dus rechtmatig.[35]Uiteindelijk heeft deze verkoop een overname door het consortium niet kunnen tegenhouden. Het consortium besloot dat het ABN ook zonder LaSalle wenste over te nemen, waarna op 10 oktober 2007 bekend werd dat het bod van het consortium gestand was gedaan.

Overige beschermingsmaatregelen

Emissie met financiële verwatering

De doelvennootschap kan ook nieuwe aandelen uitgeven aan een andere partij, waarmee het belang van de bieder in de vennootschap verwatert. Om dit te kunnen doen, moet het bestuur deze bevoegdheid van het bestuur gedelegeerd krijgen of hebben gekregen en moet er iemand zijn die de uit te geven aandelen wil kopen (een zogeheten white knight). Op deze manier heeft Gucci een overname door modehuis LVMH weten af te slaan.[36]

Tegenover de emissie met financiële verwatering staat de, eerder besproken, uitgifte van preferente aandelen aan een onafhankelijk stichting, omdat bij preferente aandelen slechts 25% van de nominale waarde hoeft te worden gestort.

Inhouden van stemvolmachten

Deze bescherming werkt alleen wanneer niet de aandelen zelf, maar de certificaten daarvan aan de beurs zijn genoteerd. In dergelijke gevallen worden de aandelen gehouden door een Stichting Administratiekantoor (hierna: STAK). De STAK geeft op zijn beurt certificaten uit. Doorgaans krijgen certificaathouders een stemvolmacht om te stemmen namens de aandeelhouder.[37]Op grond van art. 2:118a lid 2 BW kan de STAK in geval van een vijandig openbaar bod de stemvolmachten beperken, uitsluiten of herroepen. De STAK kan hiermee de controle in de algemene vergadering naar zich toetrekken.

Starten enquêteprocedure bij OK

De doelvennootschap kan een verzoek doen tot het instellen van een onderzoek naar de gedragingen van een activistische aandeelhouder of een vijandige bieder.[38]Indien de OK van mening is dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid te twijfelen, wijst de zij het verzoek toe.[39]Ook kan de OK in elke fase van het geding onmiddellijke voorzieningen treffen, zoals het schorsen van het stemrecht of het schorsen van het agenderingsrecht van de activistische aandeelhouder of de vijandige bieder.[40]

Inroepen responstijd

Een laatste manier om een vijandige bieder te frustreren, is het inroepen van de responstijd die is neergelegd in de Corporate Governace Code.[41]Met de responstijd wordt het bestuur in de gelegenheid gesteld om binnen redelijke termijn te reageren, indien één of meer aandeelhouders voornemens zijn om agendering te verzoeken van een onderwerp dat kan leiden tot wijziging van de strategie van de vennootschap.[42]De responstijd bedraagt maximaal 180 dagen. Het bestuur dient de responstijd te gebruiken voor nader beraad en constructief overleg, in ieder geval met de desbetreffende aandeelhouder(s). Daarnaast kan het bestuur alternatieven verkennen. Aan het einde van de responstijd moet het bestuur hiervan verslag uitbrengen aan de algemene vergadering. Met de responstijd kan het bestuur van de doelvennootschap de vijandige bieder dus een half jaar vertragen. Het kabinet introduceerde in het regeerakkoord een ‘bedenktijd’ van 250 dagen die veel weg heeft van de responstijd.[43]Waarschijnlijk wil het kabinet een dergelijke bepaling wettelijk vastleggen, omdat de responstijd niet bindend is.[44]

Conclusie

Zolang bij het inzetten van beschermingsmaatregelen binnen de wettelijke en de in jurisprudentie gevormde kaders wordt gehandeld, hebben beursvennootschappen tal van mogelijkheden om zich te verdedigen tegen vijandige overnames. Echter, wanneer een vijandelijke bieder zijn bod toch wenst door te zetten, blijft het wel of niet verkopen een beslissing die toekomt aan de aandeelhouders. Tegen een bieder die een voldoende aantrekkelijk bod op tafel legt, kan het bestuur van een beursvennootschap uiteindelijk weinig beginnen.

 

*Sebastian Renshof is masterstudent Privaatrechtelijke Rechtspraktijk aan de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast is hij als werkstudent verbonden aan Loyens & Loeff N.V.

[1]Regeerakkoord 2017-2021, ‘Vertrouwen in de toekomst’, p. 34.

[2]R. Smit, ‘Unilever verkiest Rotterdam boven London voor hoofdkantoor’, FD 15 maart 2018, te raadplegen via: https://fd.nl/ondernemen/1245978/unilever-kiest-voor-rotterdams-hoofdkantoor, laatstelijk bekeken op: 22 april 2018

[3]H.J. Teerink, ‘Stakebuilding in het kader van openbare biedingen’, V&O mei 2008, nr. 5.

[4]Respectievelijk art. 5:33 Wft e.v. en art. 5:70 e.v. Wft.

[5]H. Koster, ‘Na AkzoNobel: meer bescherming vereist voor beursvennootschappen’, O&F 2018, 1, p. 27.

[6]Art. 2:129 lid 5 en 2:140 lid 2 BW. Zie ook best practice bepaling II.1.10 van de Corporate Governance Code: ‘Wanneer een overnamebod op de (certificaten van) aandelen in de vennootschap wordt voorbereid, draagt het bestuur er zorg voor dat de raad van commissarissen tijdig en nauw wordt betrokken bij het overnameproces.’

[7]Zoals de biedprijs, het verlenen van toegang tot de boeken van de doelvennootschap en de voorwaarden waaronder het uitbrengen en het gestand doen van het bod afhankelijk worden gesteld.

[8]Zie W.W.C.I.G. Bijveld, ‘Het vijandig bod’, O&F 2014/1, p. 6.

[9]R.M. Nijk, ‘Het vennootschappelijk belang: de beschermheer van het nationale belang?’, MvO 2017, nr. 8 & 9, p. 190.

[10]De termijn is 8 tot 10 weken. Zie art. 14 lid 2, 3 en 5 Bob.

[11]Art. 16 Bob.

[12]Voordelen van preferente aandelen als beschermingsmaatregel zijn onder meer dat slechts 25% van de nominale waarde van de aandelen hoeft te worden gestort en dat houders van gewone aandelen in beginsel geen voorkeursrecht hebben. Respectievelijk art. 2:80 lid 1 BW en art. 2:96a lid 2 BW. De beschermingsstichting kan de preferente aandelen dus verkrijgen tegen slechts 25% van de prijs. Om de onafhankelijkheid te waarborgen, moet de stichting de preferente aandelen wel zelf financieren, zie L.M. Mantel en F.G.K. Overkleeft, ‘De toelaatbaarheid van beschermingsconstructies bij beursvennootschappen’, V&O 2009, nummer 10, p. 195.

[13]Het is van belang dat de stichting onafhankelijk en onpartijdig is, zie Hof Amsterdam (OK) 5 augustus 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ4688, r.o. 3.25-3.27.

[14]Om deze beschermingsconstructie op te tuigen is op grond van art. 2:96 lid 5 BW jo. art. 2:96 lid 1 BW in beginsel een besluit van de algemene vergadering nodig. Bij een beursvennootschap is de kans groot dat de algemene vergadering hier, zeker in overnametijd, niet snel mee instemt. De vijandige bieder, die vaak al een aanzienlijk belang in de vennootschap heeft opgebouwd, zal in ieder geval tegen het voorstel tot statutenwijziging stemmen. Ook andere aandeelhouders zullen niet snel instemmen met het voorstel, omdat een optieverlening de waarde van het aandeel negatief zal beïnvloeden. Een besluit tot optieverlening van preferente aandelen kan daarom beter voorafgaand aan de beursgang worden genomen. Aan de Euronext Amsterdam hebben 57% van de AEX en AMX-vennootschappen de mogelijkheid preferente aandelen uit te geven met het oogmerk de desbetreffende vennootschap te beschermen. Zie R. Abma, ‘Kroniek van het seizoen van jaarlijkse algemene vergaderingen 2017’, Ondernemingsrecht 2017/126, par. 4.

[15]Op grond van art. 5:71 lid 1 onderdeel c Wft is een beschermingsstichting met dit doel vrijgesteld van de biedplicht. Het doel van Stichting Preferente Aandelen B KPN was ten tijde van het uitoefenen van de optie: “De Stichting heeft ten doel de behartiging van de belangen van de naamloze vennootschap: Koninklijke KPN N.V., gevestigd te ’s‐Gravenhage, de met haar verbonden onderneming en alle daarbij betrokkenen, waarbij onder meer zoveel mogelijk worden geweerd invloeden welke de continuïteit, de zelfstandigheid of de identiteit in strijd met die belangen zouden bedreigen.”

[16]Art. 5:71 lid 1 sub c Wft.

[17]S.B. Garcia Nelen: ‘Het normatief richtsnoer voor bescherming van een beursvennootschap door een onafhankelijke stichting’, Ondernemingsrecht 2018/12, p. 61.

[18]R.A.F. Timmermans, ‘Bescherming van beursvennootschappen door uitgifte van preferente aandelen’, p. 422.

[19]HR 18 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2161, r.o. 3.7 (RNA).

[20]R.A.F. Timmermans, ‘Bescherming van beursvennootschappen door uitgifte van preferente aandelen’, p. 148-152.

[21]Dit is een voorbeeld van stake building.

[22]Persbericht, ‘Stichting Preferente Aandelen B KPN oefent optie uit’, 29 augustus 2013, te raadplegen via: http://www.prefs-kpn.nl/docs/Persbericht%2029-08-2013-Stichting%20Preferente%20Aandelen%20B%20KPN%20oefent%20optie%20uit.pdf, laatstelijk bekeken op: 22 april 2018.

[23]Persbericht, ‘Stichting Preferente Aandelen B KPN verzoekt Koninklijke KPN N.V. de intrekking van de preferente aandelen te agenderen’, 11 november 2013, te raadplegen via: http://www.prefs-kpn.nl/docs/Persbericht%20Stichting%20Preferente%20Aandelen%20B%20KPN%20-%2011%20november%202013.pdf, laatstelijk bekeken op: 22 april 2018 en C.J.C. Brauw en J.H.L. Beckers, ‘Kroniek openbaar bod 2012-2014’, Tijdschrift Ondernemingsrechtpraktijk 2015/2, par. 5.

[24]Volgens Timmermans is het wel mogelijk om het eerste besluit tot optieverlening zodanig vorm te geven dat duidelijk is dat het gaat om een voortdurend recht tot het nemen van preferente aandelen. Zie R.A.F. Timmermans, ‘Bescherming van beursvennootschappen door uitgifte van preferente aandelen’, p. 260.

[25]Hof Amsterdam (OK) 13 mei 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BI3721 (ASMI).

[26]Zie onder meer Hof Amsterdam (OK) 13 mei 2009, m.nt. R.M. Hermans, par. 4, JOR2009, 163.

[27]R.A.F. Timmermans, ‘Bescherming van beursvennootschappen door uitgifte van preferente aandelen’, p. 261.

[28]Daarnaast kunnen ook bevoegdheden zoals het besluiten tot uitgifte van aandelen en het recht om een statutenwijziging voor te stellen aan de algemene vergadering aan prioriteitsaandelen worden verbonden.

[29]Art. 2:133 lid 2 BW.

[30]M. van Olffen & A. Grimme, ‘Responsmaatregelen bij beursvennootschappen’, VBA Journaal, nr. 117, p. 28.

[31]Zie AkzoNobel jaarverslag 2016, p. 113, te raadplegen via: https://84e1202b204d21a1cb9b-0e1ab5244fd095dbeb138ed6f973369e.ssl.cf3.rackcdn.com/akzonobel_report_2016_07.pdf, laatstelijk bekeken op: 22 april 2018

[32]Voor prioriteitsaandelen die toen al waren uitgegeven gold een overgangsbepaling.

[33]AkzoNobel is overigens de enige Nederlandse beursvennootschap die nog steeds gebruik maakt van deze overgangsbepaling.

[34]Volgens VEB c.s. was de verkoop van LaSalle primair in strijd met de redelijkheid en billijkheid van art. 2:8 BW en subsidiair in strijd met de verplichting om het besluit tot verkoop ter goedkeuring aan de algemene vergadering voor te leggen op grond van art. 2:107a BW.

[35]Dit is pas anders “in gevallen waarin die besluiten zo ingrijpend zijn dat zij de aard van het aandeelhouderschap veranderen in dier voege dat de aandeelhouder daardoor als het ware kapitaal gaat verschaffen aan – en een belang gaat houden in – een wezenlijk andere onderneming”, HR 13 juli 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7971 (ABN), r.o. 4.7.

[36]Zie HR 27 september 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7245 (Gucci).

[37]Dit is de Stichting Administratiekantoor (STAK) aan wie de aandelen zijn uitgegeven.

[38]Art. 2:344 BW e.v.

[39]Art. 2:350 lid 1 BW.

[40]Art. 2:349a lid 2 BW.

[41]Zie principe 4.1.6 en 4.1.7 van de Corporate Governance Code.

[42]Hiervan is bijvoorbeeld sprake in geval van een agenderingsverzoek betreffende het ontslag van één of meer bestuurders of commissarissen. In het Cryo-Save-arrest oordeelde de OK dat het inroepen van de responstijd door het bestuur van Cryo-Save gerechtvaardigd was. Hof Amsterdam 6 september 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2836 (Cryo-Save), r.o. 3.9.

[43]De bedenktijd is in het regeerakkoord als volgt geformuleerd: “Een beursgenoteerde onderneming die op de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) te maken krijgt met voorstellen voor een fundamentele strategiewijziging kan een bedenktijd van maximaal 250 dagen inroepen, mits deze het kapitaalverkeer niet raakt. In deze periode dient verantwoording te worden afgelegd aan de aandeelhouders over het gevoerde beleid en dienen alle stakeholders die betrokken zijn bij de onderneming, geraadpleegd te worden. Deze maatregel kan niet worden ingezet in combinatie met beschermingsconstructies van bedrijven zelf, zoals de uitgifte van preferente aandelen of prioriteitsaandelen.”, p. 34.

[44]De bepalingen uit de Corporate Governace Code zijn richtinggevend voor het toepassen van de wet in concrete gevallen, maar niet bindend. Bovendien staat de responstijd op gespannen voet met art 2:114a lid 1 BW op grond waarvan een onderwerp in beginsel wordt geagendeerd indien het bestuur een verzoek daartoe van aandeelhouders niet later dan op de zestigste dag voorafgaand aan de vergadering heeft ontvangen.