Misbruik van procesrecht en werkelijke proceskosten: een analyse
Heleen de Rijk*
De verschillen tussen wat bij het vak burgerlijk procesrecht wordt aangeleerd en hoe het er in de werkelijkheid in de rechtbank aan toegaat, kunnen groot zijn. Hardnekkig misverstand na het volgen van dit vak is dan ook de gedachte dat een advocaat (van een eisende partij) alleen maar aan haalbare zaken – zaken waarvan aannemelijk is dat hij ze wint – begint en dat hij een juiste voorstelling van zaken geeft in een procedure. De praktijk wijst echter anders uit. Een korte blik op de jurisprudentie leert dat de rechter bijvoorbeeld sancties verbindt aan handelen van een van de partijen in strijd met de waarheidsplicht van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Daarnaast bestaat het fenomeen van misbruik van procesrecht en dat kan, in afwijking van de regeling in de artikelen 237 e.v. Rv (de forfaitaire proceskostenvergoeding), leiden tot een vergoeding in de werkelijke proceskosten bij wijze van sanctie. Andere denkbare sancties zijn het buiten beschouwing laten van stellingen of van een eiswijziging, Hierna wordt eerst besproken wat de Hoge Raad met betrekking tot deze twee samenhangende onderwerpen als lijn heeft uitgezet. Daarna worden enkele voorbeelden gegeven van recente zaken waarin misbruik van procesrecht aan de orde was, welke leidden tot een, al dan niet gematigde, vergoeding van de werkelijke proceskosten.
Misbruik van procesrecht volgens de Hoge Raad
Misbruik van (proces)recht moet worden gezien tegen de achtergrond van de in het materiële recht, namelijk in artikel 3:13 BW, neergelegde regel dat degene aan wie een bevoegdheid toekomt, deze niet kan inroepen voor zover hij haar misbruikt. Hoewel de rechtspraak van de Hoge Raad nogal casuïstisch is en daarmee veel voorbeelden geeft van wat als misbruik van procesrecht kan worden aangemerkt, zijn ook enkele algemene regels geformuleerd. In een arrest uit 2012 van de Hoge Raad valt bijvoorbeeld te lezen dat van misbruik van procesrecht pas sprake kan zijn als het instellen van de vordering, vanwege de evidente gegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven.[1]Onder verwijzing naar een eerder arrest vervolgt de Hoge Raad dat pas van misbruik van recht sprake kan zijn als een eisende partij zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de juistheid kende of behoorde te kennen of waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat ze geen kans van slagen hadden.[2]De Hoge Raad sluit de weergave van het leerstuk af met de overweging dat bij het aannemen van misbruik van procesrecht terughoudendheid past. Dat is het geval vanwege het belang van toegang tot de rechter dat onder andere door artikel 6 EVRM (recht op een eerlijk proces) wordt gewaarborgd.
Volledige proceskostenveroordeling volgens de Hoge Raad
Volgens artikel 237 Rv kan de in ongelijk gestelde partij tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld. Normaal gesproken is het zo dat indien de rechter een van de partijen tot het betalen van de proceskosten veroordeeld, het bedrag niet dekkend is voor de volledige kosten die door de procespartij zijn gemaakt. Recentelijk heeft de Hoge Raad kort aangegeven dat een vergoeding van werkelijke proceskosten aan de orde kan zijn in buitengewone omstandigheden.[3]Daarbij kan worden gedacht aan een situatie waarin sprake is van misbruik van procesrecht en een onrechtmatige daad. De Hoge Raad verwijst voor de criteria van misbruik van procesrecht naar het hiervoor genoemde arrest.[4]Zij vervolgt met de overweging dat schade ten gevolge van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen een vordering tot schadevergoeding kan opleveren die, door het onrechtmatige karakter, wordt onttrokken aan de regels voor de proceskostenveroordeling van de artikelen 237-240 Rv. De partij jegens wie onrechtmatig gehandeld wordt, hoeft dan geen proceskosten (237 Rv), reiskosten (238 Rv), kosten voor een advocaat (239 Rv) of kosten terzake van ambtshandelingen (240 Rv) te
Misbruik van procesrecht leidend en werkelijke of hoge proceskostenveroordeling
In een korte zoektocht leverden de trefwoorden misbruik van procesrecht en de filters rechtspraak en burgerlijk rechter voor 2017 maar liefst 174 gepubliceerde uitspraken op.[5]In zeven uitspraken was sprake van misbruik van procesrecht en in verband daarmee van een veroordeling in hoge of werkelijke proceskosten. Deze laten zich als volgt verdelen. Er was sprake van één arrest, drie vonnissen van rechtbanken, waarvan twee kantonzaken, en drie vonnissen in kort geding, waarvan één vonnis van een kantonrechter in kort geding. In twee van de zaken ging het om vergelijkbare kwesties als bewust kansloze en onware stellingen en een kansloze vordering. In de eerste van deze twee zaken werden door de eiser onwaarheden opgenomen in de dagvaarding.[6]Omdat de eiser ook wist dat wat door hem gesteld werd in de dagvaarding onwaar was, werd hij veroordeeld tot het betalen van de advocaat van gedaagde.[7]Onacceptabel gedrag van de eiser is voor de rechter ook een reden om deze te veroordelen tot de proceskosten van de tegenpartij. Dit gebeurde in de tweede zaak.[8]De eiser in deze zaak betrof Direct Pay BV, die meende nog een vordering op de gedaagde te hebben. Gedaagde gaf echter aan niets besteld te hebben bij de betreffende webshop. Al voor de zitting gedroeg de BV zich dreigend tegenover de gedaagde. De rechter oordeelde dat het dreigende gedrag onacceptabel was.
Twee andere zaken waren vergelijkbaar omdat de procedure zonder reden werd ingesteld: in het ene geval werd deze daags voor de zitting ingetrokken nadat de gedaagde partij al meermalen had aangegeven geen partij te zijn geweest bij de overeenkomst naar aanleiding waarvan facturen waren gestuurd.[9]Aan de rechter was alleen nog de taak te beslissen over de gemaakte proceskosten. Doordat eiser een verkeerde partij in de procedure had betrokken, werd deze veroordeeld tot voldoening van de kosten van de verkeerde partij[10]. In het andere geval was een kort geding nodig om een beslag opgeheven te krijgen, terwijl al kort na het leggen van het beslag zekerheid was aangeboden.[11]De wederpartij werd op deze manier ‘gedwongen’ een kort geding aanhangig te maken om het beslag op te heffen, om welke reden de rechter de beslagleggende partij veroordeelde tot de werkelijke proceskosten in kort geding.
Dan blijven er nog 3 zaken over. In de eerste daarvan verschenen de eisende partij en de gemachtigde niet terwijl de advocaat van de gedaagde partij, die ook al producties in het (kort) geding had ingebracht, wel verscheen en een pleitnota bij zich had.[12]De rechter besloot dat er misbruik van procesrecht was gemaakt en veroordeelde de eisende partij tot de werkelijke proceskosten.
De tweede betrof een ouderschapskwestie waarbij de moeder pas op de mondelinge behandeling meedeelde voorafgaand aan de verwekking van het kind ook gemeenschap met een andere man te hebben gehad.[13]Zij bleek ook toen pas bereid tot medewerking aan een DNA-onderzoek, waarna overigens bleek dat de man in de procedure niet de vader was. De vader vorderde in hoger beroep voldoening van de proceskosten door de vrouw, omdat hij (achteraf gezien) een voor hem nutteloze procedure was gestart, aangezien de vrouw al wist dat hij de vader niet was. Het Hof overweegt dan ook dat de vrouw de proceskosten van de man in eerste aanleg en hoger beroep moet betalen.[14]
De laatste zaak betrof een executiegeschil waarin werd geoordeeld dat sprake was van een evident verkapt appel, in een zaak waar geen appel was ingesteld en dat ook niet meer kon.[15]De eiser wilde de zaak echter opnieuw laten beoordelen, zonder het juiste rechtsmiddel (hoger beroep) in te stellen. De rechter ging daar niet in mee.
Conclusie
Uit hetgeen hierboven is besproken, kan worden geconcludeerd dat in de praktijk advocaten zeker niet alleen ‘haalbare’ zaken aannemen. Soms wordt een zaak door een advocaat aangenomen, waarbij de vraag rijst wat het nut is van het voeren van die procedure. Zo kan er geen spoedeisend belang zijn in een aangespannen kort geding procedure of worden bewust kansloze vorderingen ingesteld door de eisende partij. Uit de arresten van de Hoge Raad komt een duidelijk criterium naar boven. Simpel gezegd moet een advocaat niet met een kansloze zaak beginnen, zoals de hierboven beschreven voorbeelden, om zo een veroordeling van zijn cliënt tot betalen van volledige proceskosten te voorkomen.
Citaten:
“In een arrest uit 2012 van de Hoge Raad valt bijvoorbeeld te lezen dat van misbruik van procesrecht pas sprake kan zijn als het instellen van de vordering, vanwege de evidente gegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven.”
“. Normaal gesproken is het zo dat indien de rechter een van de partijen tot het betalen van de proceskosten veroordeeld, het bedrag niet dekkend is voor de volledige kosten die door de procespartij zijn gemaakt”
“Simpel gezegd moet een advocaat niet met een kansloze zaak beginnen, zoals de hierboven beschreven voorbeelden, om zo een veroordeling van zijn cliënt tot betalen van volledige proceskosten te voorkomen.”
* Heleen de Rijk is bachelorstudente Rechtsgeleerdheid aan de UvA.
[1]HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828, r.o. 5.1.
[2]HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516.
[3]HR 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360.
[4]HR 6 april 2012, ECLI:Nl:HR:2012:BV7828.
[5]Een enkele uitspraak is pas in 2017 gepubliceerd, maar is gewezen in 2016.
[6]Rb. Den Haag 20 januari 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:16834.
[8]Rb. Amsterdam 16 oktober 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:7577.
[9]Rb. Den Haag 7 juni 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:7219.
[11]Rb. Oost-Brabant, 15 september 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:4867, r.o. 4.3.
[12]Rb. Overijssel 24 augustus 2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:3389 r.o. 2.2.
[13]Hof ’s-Gravenhage 10 januari 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:60.
[15]Rb Rotterdam 14 april 2017, ECLI:RBROT:2017:3251. In deze zaak is hoger beroep ingesteld waarin het vonnis van de voorzieningenrechter is bevestigd, ook op het punt van de werkelijke proceskosten. Het arrest is echter (nog) niet gepubliceerd.
Leave a Comment